Korte geschiedenis

De kimono in modern Japan

VAN DAGELIJKSE KLEDIJ NAAR NATIONAAL SYMBOOL?

Kimono (letterlijk “dingen die je draagt”), werden tot halfweg de 19e eeuw door zowel vrouwen als mannen dagelijks gedragen. In 1867-1868 vond in Japan een grote politieke omwenteling plaats, die het begin inluidde van de Meiji-periode, waarin het land radicaal zou moderniseren en verwestersen. De eerste tekenen daarvan werden meteen zichtbaar in de kledij, toen de mannelijke elite in stedelijke centra in het openbaar westerse kledij (yōfuku) begon te dragen, als een symbool van “moderniteit, verlichting en beschaving”. In de huiselijke context bleef deze groep echter ook kimono dragen, die praktischer en geschikter was voor het dagelijks leven in een Japans huis. Omdat de rol van de vrouw in een vernieuwend Japan in het politiek en sociaal discours beperkt werd tot die van huisvrouw en moeder, begon hun symbolische participatie aan het moderne tijdperk duidelijk later. Meer nog, vrouwen werden de belichaming van traditionele Japanse waarden, en de kimono diende als krachtig visueel symbool daarvoor. Pas in de jaren 1920 begonnen vrouwen (vooral in de grote steden) vaker westerse kledij te dragen.

De grote Kantō-aardbeving van 1923 was een katalysator op vlak van culturele veranderingen. De verwoestende ramp en de daaropvolgende heropbouw, resulteerde niet alleen in een toename van westerse gebouwen in Tokio, maar veel families verloren ook hun waardevolle kimono. Deze werden vaak vervangen door goedkopere westerse kledij. Tegelijkertijd zorgden nieuwe technologieën en synthetische stoffen ervoor dat kimono goedkoper geproduceerd konden worden. Naar de jaren 30 toe, droeg de meerderheid van de Japanse bevolking – en vooral de landelijke bevolking – in het publiek nog altijd kimono. En ook al kregen vrouwen meer kansen om buitenshuis te werken, toch droegen ze – in tegenstelling tot de mannen – ook op de werkvloer vaak kimono.

De Tweede Wereldoorlog bracht opnieuw een verschuiving teweeg. In de oorlogseconomie gingen veel kimono verloren, en bovendien werd het dragen van kimono ontraden, ten voordele van meer praktische kledij. De betekenis van de kimono in het dagelijkse leven nam af en kimono werden minder en minder zichtbaar in het straatbeeld.

Na afloop van de oorlog werd Japanse kledij – zeker ook als reactie op de toenemende amerikanisering van het land – als symbool van traditie heruitgevonden: gedragen op feestelijke evenementen, belangrijke overgangsmomenten in het leven en bij het uitoefenen van ‘traditionele’ kunsten en beroepen. De technieken van het maken van stoffen en kimono werden nu beschouwd als belangrijk cultureel erfgoed, wat in een opwaardering van kimono als product van kunst en ambachten resulteerde. De kimono-industrie speelde hier actief op in door nieuwe kimono-categorieën te creëren, gepast voor formele gelegenheden en specifieke overgangsrituelen. Dit, gecombineerd met een hoger inkomen door de naoorlogse economische bloei, zorgde voor een heropleving van de kimono als luxeproduct, zij het hoofdzakelijk gericht op vrouwen. Het werd gangbaar voor ouders om voor hun dochters die huwden een kimono-uitzet aan te kopen, met de nodige stukken om hen voor elke gelegenheid in hun verdere leven van de gepaste kimono te voorzien.

Het dragen van de kimono werd gecodificeerd en in vaste regels gegoten. Het ‘correct’ dragen van een kimono (kitsuke) vroeg veel kennis en werd een vorm van ‘cultureel kapitaal’, niet alleen van generatie tot generatie doorgegeven binnen families, maar voornamelijk aangeleerd en geoefend in gespecialiseerde kimonoscholen (kimono gakuin). Zolang meisjes in hun studies voornamelijk werden klaargestoomd op het worden van goede echtgenotes en huisvrouwen, hadden de kimonoscholen geen gebrek aan leerlingen. Maar ook hier kwam verandering in, wanneer jonge vrouwen meer gediversifieerde carrières gingen najagen en ook westerse mode meer en meer aan populariteit begon te winnen op feestelijke aangelegenheden. De economische crisis in de jaren 90 zorgde er verder voor dat de verkoop van kimono achteruitging. Veel kimonoboetieks moesten de deuren sluiten. Tezelfdertijd verschenen echter ook twee nieuwe fenomenen: de verhuurwinkels voor kimono en tweedehandswinkels. Voor de enkele gelegenheden waarop (van de vrouwen) nog altijd het dragen van een formele kimono werd verwacht, werd steeds vaker gekozen voor een gehuurd exemplaar, ook omwille van de aankleedservice die verhuurwinkels konden aanbieden, en bijkomende aardigheden zoals make-up, haartooi tot zelfs professionele fotoshoots.

Anderzijds bevonden veel vrouwen van gemiddelde leeftijd zich plots in de positie van bewaarder van een hoop familie-kimono, waar hun dochters geen interesse meer in hadden, of niet langer de gelegenheid of de nodige kennis om ze nog te dragen. Beetje bij beetje vonden steeds meer van deze kimono hun weg naar de tweedehandsmarkt. En het is daar dat vooral de jonge generatie opnieuw interesse begon te tonen in kimono, maar dan wel buiten het kader van de strikte regels van de kimonoboetieks en -scholen. Zij begon te experimenteren met stijlen en stoffen. In street fashion worden kimono en accessoires onder andere gecombineerd met niet-Japanse kleding. Zo wordt een hybride mode gecreëerd, waarbij de grenzen tussen “westers” en “Japans” vervagen. Mode wordt zo ook een manier van verzet tegen sociale normen opgelegd door de oudere generaties, en een manier om een eigen (gender)identiteit en creativiteit te ontwikkelen. In de laatste 20 jaar zijn er verschillende losse, ‘democratische’ kimonogroepen ontstaan, waarbij deelnemers in het openbaar afspreken om kimono te dragen en hun nieuwe kimonocultuur als een performance in de kijker te zetten. Deze groepen verspreiden zich ondertussen ook internationaal en bestaan zelfs in de lage landen. Op dit moment is het vooral bij de jongere generatie bovendien populair om niet alleen maar op festiviteiten en op ceremonies kimono te dragen, maar ook om kimono te huren en dan traditioneel gekleed door de stad te wandelen en toeristische attracties te bezoeken. De kimono is bovendien een populair kledingstuk, op minder formele evenementen zoals volksfeesten, plaatselijke en religieuze festivals. Tegenwoordig is het populair om kimono in een van de talrijke huurwinkels te huren en door de stad te wandelen, zich op festivals te amuseren of gewoon toeristische trekpleisters te bezoeken Op deze gelegenheden worden dan vooral kleurrijke yukata (lichte katoenen kimono) en fudangi (dagelijkse kimono) gedragen.

De hedendaagse manier waarop de kimono wordt gedragen is een ‘overgestileerde’ versie van de kimono uit de Meiji-periode (1868-1912), die is uitgegroeid tot een nationaal cultuursymbool en een krachtige soft power tool. De symbolische functie van de kimono als typisch Japans en als uitdrukking van het ‘traditionele’ Japan maakt dat kimono ook in de ‘traditionele’ kunsten zoals, theeceremonie, ikebana, en gevechtskunsten worden gedragen. Een andere belangrijke omgeving waarin de kimono nog wordt gedragen, is de professionele context; zoals in traditionele restaurants en ryokan (familiehotels of pensions), de podiumkunsten, of in religieuze context.

Hoewel kimono in het straatbeeld dus misschien minder zichtbaar zijn, spelen ze nog altijd een belangrijke symbolische rol en hebben ze vaak een emotionele en nostalgische waarde.